Interview: Villagers

Villagers | Utrecht | 2010

Z’n ouders stuurden hem naar pianoles, maar toen hij op z’n twaalfde van z’n broer een gitaar kreeg, hield Conor O’Brien het voor gezien met die piano. Met de drie akkoorden die zijn broer hem had geleerd, begon hij direct met het schrijven van liedjes. Niet lang daarna richtte hij samen met een paar schoolvrienden The Immediate op en bracht een veelbelovende cd uit die door de critici lovend werd ontvangen. Maar van een opvolger kwam het niet meer, in 2007 werd de groep opgedoekt. Twee van de vier leden hadden er geen zin meer in en besloten iets anders te gaan doen. ‘Als je in een band zit, dan neemt dat een heel groot deel van je leven in beslag. Ze hadden geen zin meer in de opofferingen die ze ervoor moesten doen.’ Van doorgaan met twee vervangers was geen sprake, vertelt Conor, dus ging ook hij z’n eigen weg. De dag nadat de band bekend had gemaakt ermee te stoppen, schreef Conor z’n eerste liedje voor wat later Villagers zou worden. ‘Het was niet bepaald goed,’ lacht Conor, ‘maar sindsdien ben ik liedjes blijven schrijven.’

Hoe was dat, om er ineens alleen voor te staan bij het schrijven van nummers?
‘Ik moest wel wennen aan het idee dat ik niemand had om mijn ideeën tegen af te zetten, maar op een gegeven moment vond ik dat wel prettig. Het betekent ook dat je volledig vrij bent. Je kunt van alles bedenken en doen, zonder enige beperking. Dat voelde heel bevrijdend.’

Hoe ziet het schrijfproces er bij jou uit?
‘Ik schrijf heel langzaam. De eerste schets van een nummer schrijf ik wel snel, in een paar minuten, maar dan kan ik zo een jaar bezig zijn met de uitwerking. Zo werk ik tegelijkertijd aan verschillende liedjes, die langzaam uitgroeien tot afgeronde nummers. Wat ik probeer is om de oorspronkelijke schets en het gevoel dat ik in die paar minuten had, het sterkst tot uitdrukking te brengen.’

Dat klinkt alsof je een perfectionist bent, is een nummer weleens echt af voor je gevoel?
‘Wat muziek betreft ben ik inderdaad een perfectionist. Ik kan wel naar m’n album luisteren, maar wat ik dan hoor is vooral wat ik anders had kunnen doen. Maar live blijven de liedjes zich ontwikkelen. Ze veranderen en groeien als de rest van de band er mee aan de gang gaat. Dat vind ik mooi. De andere bandleden luisteren vanuit verschillende invalshoeken naar die liedjes en tijdens het live spelen worden verschillende aspecten van de nummers voor het voetlicht gebracht.’

Je hebt in 2009 een EP uitgebracht, Hollow Kind en dit jaar verscheen je debuut-cd Becoming A Jackal. Op beide albums heb je zo’n beetje alles zelf ingespeeld. Live speel je wel met een band, maar ook veel solo. Heb je geen zin meer in een vaste band?
‘Ik voelde me niet op m’n gemak bij het idee om met anderen aan deze nummers te werken. De enige reden dat ik samen met anderen schreef was omdat ik die jongens van The Immediate van jongs af aan kende en we al schrijvend waren opgegroeid. Toen die samenwerking ophield, was er geen sprake van om met iemand anders te gaan schrijven of een nieuwe band te beginnen. Ik ben begonnen met schrijven en de band waar ik live mee speel kwam geleidelijk tot stand. Ik heb er geen enkele moeite mee dat de muzikanten waar ik mee speel invloed hebben op de uitvoering van de nummers, maar ik wil de touwtjes wel in eigen handen houden als ze worden geschreven.’

Je hebt ook de hoes van je cd ontworpen en een animatievideo gemaakt voor het nummer The Meaning of the Ritual. Heb je aan de kunstacademie gestudeerd?
‘Nee, maar ik was wel van plan om naar de kunstacademie te gaan. Sterker nog, ik was zelfs toegelaten. Totdat ik die gitaar van m’n broer kreeg, was ik veel bezig met tekenen en ik wilde graag animator worden. Ik maakte altijd veel animaties en dat doe ik nog steeds, maar ik ben niet naar de academie gegaan omdat die studie teveel tijd in beslag zou nemen. Je hebt elke dag minstens acht uur les en die tijd wilde ik liever aan de band besteden. Daarom ben ik Engels en sociologie gaan studeren, dat kostte me maar twaalf uur per week.’

Kun je iets meer vertellen over de tekening op het hoesje en de titel van het album?
Becoming A Jackal was voordat het een liedje werd, een tekening die ik had gemaakt. Het was een schets gebaseerd op Narcissus van Caravaggio, een schilderij waarop Narcissus wordt afgebeeld terwijl hij naar zijn reflectie in het water kijkt. Alleen was in mijn versie de reflectie een hondachtig wezen, een soort aaseter, zoals een jakhals. Hij kijkt dus naar z’n eigen reflectie, maar iets heel anders terug ziet. Met die titel Becoming a Jackal en dat idee in m’n hoofd, ben ik teksten gaan schrijven en zo ontwikkelde het idee zich. In mijn nummers komt de dierlijke aard van de mens terug, waarmee ik de mens van z’n sokkel wil halen.’

Wat zegt dit over de manier waarop jij naar de mens kijkt?
‘Dit was een thema waar ik veel over nadacht toen ik de nummers schreef, maar ik ben geen doorgewinterde cynicus. Het was gewoon iets wat ik wilde onderzoeken. Toen ik aan het schrijven was kwam ik erachter dat ik hier veel meer ideeën over had dan elk ander thema. Uiteindelijk heb ik me vooral laten meevoeren door de liedjes en als die je ergens brengen, dan zal het wel iets betekenen. Als ik teksten schrijf, dan weet ik niet precies waarover ik schrijf. Het is allemaal heel onderbewust, droomachtig. Het gaat om dingen waar je normaal gesproken geen mogelijkheid toe hebt om het te uiten, daarom stop ik het maar in een liedje.’

Vind je het ook moeilijk om over je nummers te praten?
‘Ja, het is als iemand vragen waarom hij of zij huilt. Het is natuurlijk niet hetzelfde, maar het is net zoiets impulsiefs, het overkomt je.’

Is het ook omdat het iets heel persoonlijks is?
‘Ja, het komt inderdaad op heel persoonlijk terrein. Maar veel waarover ik schrijf gaat niet over mezelf, ook niet als ik woorden als “ik” of ‘mij’ in een nummer gebruik. Soms ook weer wel, maar als ik muziek schrijf en ik het over mezelf heb, dan heb ik het ook over jou. Alleen op die manier kan een nummer echt betekenis hebben. Schrijven als pure zelfexpressie, bedoeld voor je eigen plezier, is zinloos.’