Angus & Julia Stone | Rotterdam | 2010
Voorafgaand aan hun show op Motel Mozaïque spreek ik Angus & Julia Stone in de lobby van hun hotel. Ze zijn net aangekomen uit Parijs, waar ze de avond ervoor een albumpresentatie hebben gegeven. Julia is erg goed gehumeurd en praat honderduit, terwijl Angus zich aan het gesprek probeert te onttrekken. Hij zit wat onderuit gezakt in een hoekje van de bank en houdt zich zoveel mogelijk afzijdig, maar Julia doet de nodige pogingen om hem bij het gesprek te betrekken. Als dat al lukt, dan drukt hij zich het liefst in zo min mogelijk woorden uit.
’s Avonds op het podium is de rolverdeling niet anders dan die middag. Julia is het stralende middelpunt op het podium, terwijl Angus zich terugtrekt in z’n schulp en zich afzijdig houdt. Voor de fans die op een grotere inbreng van Angus hadden gehoopt is dat een tegenvaller, maar desondanks komen liefhebbers van mooie liedjes niets tekort bij Angus & Julia Stone.
Julia: ‘Dat is een beetje een vreemd verhaal. Nadat we die EP hadden uitgebracht werd onze tante manager van de band. Zij moest op een gegeven moment voor zaken naar Londen en ze nam de cd mee. Daar liet ze hem aan een A&R-manager horen en hij vond het een leuk album. Hij vond ons zo goed, dat hij zijn label ervan overtuigde ons 20.000 pond te geven. Daarmee konden we het een jaar uithouden en zodoende verhuisden we met de band naar Londen. Het was geen weloverwogen beslissing, de kans deed zich voor en we dachten dat het een leuke ervaring zou zijn.’
En, was het een leuke ervaring?
Julia zet een bedenkelijk gezicht op en vertelt vervolgens lachend: ‘Nu we er op terugkijken is het allemaal erg romantisch, om met z’n vijven in een oud rijtjeshuis in Notting Hill te wonen. Maar het was toen behoorlijk afzien. We probeerden rond te komen van 100 pond per week en het was wel erg krap in huis. Angus sliep in de berging, ik op zolder, de drummer op de overloop, onze bassist in de huiskamer en onze manager had de slaapkamer. Het was soms erg moeilijk en we hebben regelmatig overwogen het bijltje erbij neer te gooien.’
Toch zijn jullie doorgegaan, inmiddels is jullie tweede album verschenen. Wat houdt je gaande?
Julia: ‘Wat mij gaande houdt is dat het heel erg fijn is om muziek te maken met Angus. Hij is geweldig. Als we samen muziek maken voelt dat rustgevend. Alsof we in het oog van de storm zitten, terwijl om ons heen het leven voortraast. We hebben ook geleerd om af en toe een rustpauze te nemen, dat deden we in Londen niet en dat was behoorlijk slopend.’
Het lijkt erop dat de plekken waar jullie hebben gewoond ook hun sporen hebben nagelaten in de muziek. Een van de liedjes heet “Santa Monica Dream” en in “Yellow Brick Road” – geen cover van de Elton John-klassieker – zingt Angus ‘I fell in love with California’. Zijn er meer voorbeelden waarbij de omgeving van invloed was op de muziek?
Angus: ‘Jazeker. We hebben in Cornwall, in het uiterste zuidwesten van Engeland, in een oude zaagmolen opgenomen. De bossen, de kou, de zwanen en de kleur van het meer en het gevoel dat we afgesloten waren van de bewoonde wereld gaven mij inspiratie voor het nummer “Black Crow”.’
Het is een vrij duister nummer en ook de clip is behoorlijk beklemmend, zeker in vergelijking met de rest van het album.
Angus, aarzelend: ‘Soms heb je van die momenten dat je heel sterk het gevoel hebt dat je uniek bent in wat je ervaart. In die video zie je een man in een cel. Hij weet uit die cel te ontsnappen via het luik waardoor het eten wordt aangevoerd. Gaandeweg ontdekt hij dat er nog veel meer mensen zitten opgesloten, die allemaal diezelfde gevangenis ervaren.’
Dat eten bestaat uit blauwe pillen. Zit daar nog een betekenis achter?
Julia: ‘Die blauwe pil staat denk ik voor het repetitieve in het dagelijks leven, de herhaling waarvan je afgestompt raakt. Hoe interessant je leven ook kan zijn, het is ook repetitief. Ik denk dat iedereen dat weleens ervaart en die blauwe pil staat voor het gegeven dat je uit gewoonte hetzelfde maar blijft doen, zonder je af te vragen waarom. In de clip besluit het personage om wie het draait dat hij niet dag in dag uit hetzelfde wil doen, en maakt hij de keuze om dat patroon te doorbreken. Dat doet pijn, voelt vreemd en alles zal anders worden, maar hij moet iets doen. En op een gegeven moment heeft hij de moed om dat zwarte gat in te duiken, op zoek naar het onbekende.’
Hebben jullie zelf dat gevoel vaak? Jullie beiden houden zich bezig met zijprojecten naast Angus & Julia Stone, is dat om de sleur van de band te doorbreken?
Julia, na enig nadenken: ‘Die zijprojecten zijn meer bedoeld als een manier om uitdrukking te geven aan de verschillende kanten van onszelf. De nummers schrijven we afzonderlijk van elkaar en we zien onszelf ook als afzonderlijke artiesten binnen de band. Uiteindelijk hebben we beiden niet heel veel ruimte om alles in Angus & Julia kwijt te kunnen, je kunt maar zes of zeven nummers van ieder kwijt op het album. We hadden er wel vijfentwintig en dat is teruggebracht naar de dertien nummers die op Down The Way terecht zijn gekomen. Vooral Angus schrijft heel veel. Het zijn prachtige nummers, maar ze passen niet altijd binnen onze gezamenlijke band. Daarom is hij begonnen met Lady of the Sunshine, zijn andere band.’
Als jullie afzonderlijk van elkaar schrijven, hoe is dit album tot stand gekomen? Hebben jullie het er vooraf over gehad welke richting jullie op wilden? Hoe is dat gegaan?
Julia: ‘Vooraf hebben we het niet over gehad welke richting we op gaan. We kennen elkaar natuurlijk al van kinds af aan, dus dat was ook niet nodig. In eerste instantie schrijven we de nummers wel afzonderlijk, maar zodra ik een liedje heb, ga ik daarmee naar Angus en laat ik het hem horen. Dan wordt het min of meer een nummer van ons beiden. Hij voegt er dan een trombone- of gitaarpartij aan toe en gaandeweg ontwikkelt het nummer zich zoals we het willen opnemen.’
Jullie spelen veel op festivals, maar vaak is het publiek op festivals rumoerig en is het een komen en gaan van mensen. Komt jullie muziek dan wel tot z’n recht? Hoe gaan jullie daar mee om?
Opeens veert Angus op: ‘Dit is een van die dingen die je niet in de hand hebt, maar ik denk dat nog zachter spelen de beste manier is om de aandacht van het publiek te trekken. We hadden het er toevallig gisteren over met de band. Een van de bandleden was bij een show waar iedereen aan het praten was. Plotseling stopte de band met spelen en bleef als versteend staan. Het praten hield nog even aan, maar langzaam aan werd het steeds stiller en toen iedereen weer stil was, begon de band weer te spelen. Dat is denk ik de manier. Je kunt het publiek wel vertellen hoe ze zich moet gedragen, maar ik denk dat het aan de bezoekers zelf is of ze stil willen zijn of niet. Voor de rest regelt het publiek het onderling meestal wel.’
Julia, lachend: ‘Ja, meestal vecht het publiek het zelf wel uit. Of anders komt onze vader wel langs om een paar schedels te kraken. Hij heeft al eens eerder ruzie staan maken bij onze shows omdat mensen hun mond niet hielden.’